Relatieve luchtvochtigheid in het kort:
Als de relatieve luchtvochtigheid de 100% bereikt, zal de onzichtbare waterdamp neerslaan in druppels. In een woning zal de relatieve vochtigheid bij de ramen, waar het vooral ’s winters kouder is, hoger zijn dan in het midden van de kamer. Koudere lucht kan minder waterdamp bevatten dan warmere lucht en zodra het kouder wordt moet er dus waterdamp uit de lucht verdwijnen. Dat gebeurt dan bij een koud raam, waar de lucht sterker afkoelt dan ergens anders in een ruimte. De overtollige waterdamp gaat over in druppeltjes (condens) en het raam beslaat.
Zeer uitgebreid en technisch verhaal:
Lucht kan, bij een gegeven temperatuur, waterdamp bevatten tot een bepaald maximum. Wanneer alsmaar waterdamp wordt toegevoegd, dan zal de extra hoeveelheid damp in vloeibare vorm neerslaan: het verzadigingspunt is bereikt. Zo kan lucht bij 25 ° C maximaal 23 gram water per kubieke meter bevatten en bij 15° C kan dit niet meer dan 12,8 gram water zijn. Is deze hoeveelheid groter, dan slaat dit neer, hetzij in de vorm van mist, hetzij door condensatie op een wandvlak, waarvan de temperatuur lager is. Hetzelfde gebeurt, wanneer de temperatuur van verzadigde lucht afneemt. In dit voorbeeld zal een kubieke meter lucht van 25°C en met 23 gram waterdamp 10,2 gram water kwijt moeten, wanneer de temperatuur 15° C of minder wordt. Alvorens het verzadigingspunt te bereiken, bevat lucht bij een gegeven temperatuur meer of minder waterdamp. Men definieert de relatieve luchtvochtigheid als de verhouding tussen de hoeveelheid waterdamp die een kubieke meter lucht bevat tot de hoeveelheid die benodigd is voor de verzadiging bij die temperatuur. Als een kubieke meter bevochtigde lucht van 20° C 9,4 gram waterdamp bevat en er is voor het bereiken van het verzadigingspunt 17,3 gram waterdamp nodig, dan is de relatieve luchtvochtigheid 9,4 : 17,3 = 0,543, dus 54,3 procent.
Wordt de temperatuur van diezelfde hoeveelheid lucht teruggebracht tot 15°C (met als verzadigingspunt 12,8 gram water), dan wordt de relatieve luchtvochtigheid 9,4 : 12,8 = 0,734, dus 73,4 procent. Wordt de temperatuur van diezelfde kubieke meter lucht nog verder naar beneden gebracht tot bijvoorbeeld 10°C, dan wordt het verzadigingspunt bereikt. Bij die temperatuur kan lucht namelijk precies 9,4 gram waterdamp bevatten: 9,4 : 9,4 = 1, dus 100 procent relatieve luchtvochtigheid. Deze 10° C noemen we het dauwpunt van lucht met een relatieve vochtigheid van 54,3 procent bij 20 °C en 73,4 procent bij 15° C. Dus ieder voorwerp met een eigen temperatuur van 10° C of lager, dat in deze twee omgevingen wordt gebracht, zal aanslaan met condens.
klik hier om terug te gaan naar Oplossingen