Vroeger werden gietijzeren mallen gebruikt voor het maken van loodprofielen. Kokend heet lood werd met een trechter in de samengevoegde mallen gegoten. Na het afkoelen werd het lood verder bewerkt in de loodmachine.

Het voorloop-lood heeft dan de grove vorm van het uiteindelijke loodprofiel. Dit lood wordt door middel van tandwielen en matrijzen geperst en getrokken. De vorm van de matrijzen en de dikte van de wielen bepalen de vorm van het lood. Normaal gesproken worden kant en klare loodprofielen gebruikt maar met deze machine is het mogelijk profielen met een afwijkende vorm te maken. Voor restauratiewerk is dit een geweldige uitkomst.


Er zijn veel verschillende profielen. Er zijn profielen in Y-vorm, U-vorm en H-vorm. De meest gangbare breedte is 8mm H-profiel. Ook zijn er profielen die intern verstevigd zijn met een stalen kern.
Oude koperen soldeerbouten
De eerste soldeerbouten waren van koper of messing. De kop werd werden in een open vuur verhit. De soldeerpunt was vrij fors om zo veel mogelijk warmte in op te kunnen slaan en dus zo lang mogelijk te kunnen solderen (hooguit enkele tientallen seconden). Als de ene bout warm genoeg was kon de volgende alvast opwarmen. Een ervaren vakman kon je “meerdere ijzers in het vuur houden”.


Tegenwoordig wordt er zowel met gas als met elektrisiteit gesoldeerd. De meeste electrische bouten zijn voorzien van een thermostaat waardoor de temperatuur van de stift stabiel blijft.

De eerste glassnijders waren voorzien van een klein diamantje. Hiermee kon een kras in het glas gemaakt worden. Later werd dit diamantje vervangen door een klein wieltje van gehard metaal waardoor nauwkeuriger gewerkt kon worden. Tegenwoordig is het wieltje bij de betere glassnijders gemaakt van wolfraamcarbide.
